
De trein reed overigens op tijd. Met mijn moeder van 78 ook nog aardige gesprekken gevoerd over de immigratie-problematiek. Wij benoemden dat niet zo. We praatten over mensen uit Afrika die lijf en goed wagen om in zo’n sloepje naar Europa te komen. Ongeveer de helft verdrinkt of verdorst onderweg en dat weten ze van tevoren. En toch komen ze, kan je voorstellen hoe erg het daar in Afrika is. Ach, de oplossing hadden mijn moeder en ik natuurlijk ook niet. Wel wilden we, om te beginnen, alle Nederlandse bieten-, tomaten-, en andersoortige boeren hun EU-subsidies afnemen, zodat we gewoon Afrikaanse en Caribische rietsuiker kunnen kopen.
Terug in het Amsterdamse had ik weer met m’n broer afgesproken. De tram is tegenwoordig ook een hele belevenis. Met conductrice; in mijn geval. Ze leek een beetje op Whoopy Goldberg. Overstappen doe tegenwoordig naar de Leidseplein, maar gelukkig wist ze wel waar ik eruit moest. Mijn buurman in de tram niet; dat was een Yankee-allochtoon en sprak ook geen Nederlands. In de Staatsliedenbuurt hebben we gegeten bij een Marokkaans restaurant; in hun turkendeel, want de blanke afdeling was voor niet-rokers. Het had een beetje weg van Cafe Nol in de Jordaan, maar dan op z’n Marokkaans. Naast ons zat een groep van hele mooie meisjes met en zonder hoofddoekje, wat mij in ieder geval zeer bekoorde. Hun aanwezigheid dus. Varkensvlees stond natuurlijk niet op het menu, maar de lamsboutjes waren overheerlijk en de wijn uit Marokko eveneens.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten